Impressionisme

Het impressionisme is een kunststroming, ontstaan vanuit de schilderkunst. De beweging had haar bakermat in Frankrijk, in de tweede helft van de negentiende eeuw. Aanvankelijk ontstond ze als een revolterende beweging tegenover de toen algemeen aanvaarde en officieel door de staat erkende classicistische academische kunst. Uiteindelijk ontwikkelde het zich tot een totaal nieuwe stijl die aan de wieg stond van het modernisme uit de twintigste eeuw.

De twee sleutelwoorden met betrekking tot het impressionisme zijn licht en kleur. Met deze twee middelen gaven de schilders hun (vluchtige) indrukken van de werkelijkheid weer. Met name het weergeven van het tijdelijke van een impressie hield de kunstenaars bezig. De veranderende atmosfeer van de natuur is ook een veel gekozen thema.

Ook de manier van schilderen droeg bij tot het creëren van de indruk van een voorbijgaand moment. De kunstenaars maakten hiervoor gebruik van losse penseelstreken in vaak terra kleuren (pasteltinten) waardoor een beetje vage beweeglijke voorstellingen ontstonden.


Behalve dat de impressionisten geen ‘kopieën’ van de werkelijkheid maakten was er nog iets wat de critici niet zinde. Oudere kunstenaars gebruikten hun kunst vaak om een gedachte tot uitdrukking te brengen of een boodschap te verkondigen. De schilderijen van de impressionisten waren daar echter absoluut niet voor bedoeld. Het was l’art pour l’art, dat wil zeggen kunst om de kunst. Kunst moest gewoon mooi zijn en geen andere functie hebben zoals de oudere generatie vond, die stopten er altijd een moraal bij.

Tot de bekendste vertegenwoordigers behoorden kunstschilders als Claude Monet, Pierre-Auguste Renoir, Edgar Degas en Paul Cézanne. De impressionisten exposeerden hun werk tussen 1874 en 1886 op acht door henzelf georganiseerde tentoonstellingen in Parijs. Na 1886 werd hun vernieuwersrol overgenomen door neo- en postimpressionistische groeperingen, hoewel de stroming ook na die tijd in diverse landen buiten Frankrijk nog belangrijke bloeiperiodes zou kennen.

Impressionistische schilders in Nederland werkten vooral in de buurt van Den Haag. Ze worden daarom ook wel aangeduid als 'De Haagse School'. Belangrijke Nederlandse impressionisten zijn o.a. Anton Mauve, Gebroeders Maris, Mesdag, Breitner, Jongkind en Jacob van Looy.

Ook in de eenentwintigste eeuw kan het impressionisme nog steeds bogen op een grote populariteit. Thema-exposities en impressionistenafdelingen van grote musea trekken hoge bezoekersaantallen. Qua prijzen kunnen impressionistische topwerken zich meten met 'oude meesters'.